Dit huis behoorde in het begin der 16e eeuw, als wanneer het gezegd werd te zijn huis met erf, staande aan den Hoogensteenwijck tusschen het huis den Hooren, toebehoorende aan Jacob van Casteren, ex uno en het huis van Besselken weduwe van Jan van Kysingen ex alio, aan Hubert, zoon van den op p. 400 genoemden Dirck Tyelens van Buedel, die het 17 Juli 1523 verkocht aan den kramer Engbertus, zoon van Nycolaus Wellenzoon. Toen diens vrouw Luytgardis, dochter van Wouter van Haren, was komen te overlijden, deed deze 13 Februari 1562 (Reg. n° 208 f. 231 en vlgd) afstand van den tocht, dien hij als langstlevende der echtgenooten op dat huis had, ten behoeve van de navolgende kinderen, die zij hem had geschonken of van hunne afstammelingen:
a. | mr. Cornelis, priester en kanonik der St. Janskerk te den Bosch; |
b. | Johanna, echtgenoote van Jan, zoon van Jacob Andrieszn, woonachtig te Antwerpen; |
c. | Anna, huisvrouw van Jan Pellencooren; |
d. | de minderjarige kinderen van zijne vooroverleden zoon Arnd, met namen Catharina, (die later huwde met Mathijs van Loozen), Luytgardis en Maria; |
e. | de minderjarige kinderen van zijne vooroverleden dochter Heylwich en van haren man Jan Thielmans Willemszn, wiens eerste vrouw zij was, met namen Willem, Catharina en Maria. |
Dezen verkochten onmiddellijk daarop voormeld huis met
| 405 |
erf, dat nu gezegd werd te zijn: huis, erf, plaats en achterhuis, staande tusschen het huis van Henrick Hermans ex uno 1) en dat van Joost van Auwen ex alio en zich vanaf de openbare straat achterwaarts uitstrekkende tot aan de Dieze, aan den kramer (institor) Anthonius, zoon van Nycolaus Geerardszn. Ten diens laste werd het daarna gerechtelijk uitgewonnen, zooals blijkt uit eene Bossche Schepenakte van 26 Mei 1579, waarbij Jacobus Mathijszoon van Zoerendonck verkoopt aan Hadewigh weduwe van Willem, den zoon van Willem Boyen, domum, aream, vacuam hereditatem et domum posteriorem, sitas in Buscoducis ad commune forum, dictas het Wit cruys, inter hereditatem Cornelii Kemp, vulgo appellatam in den Bock, ex uno latere et inter hereditatem, vulgo appellatam den Horen, spectantem ad Mathiam Arntszn, ex alio latere, tendentes a communi foro ad communem Diesam, ibidem fluentem, quae premissa dictus Jacobus (van Zoerendonck) erga Johannem Millinck per indicem, mediante sententia scabinorum in Buscoducis, 26 Febr. 1578 emendo acquiserat.
Genoemde weduwe verkocht dat huis reeds 1 Juni 1579 (Reg. n° 238 f. 187) aan den graankooper (emptor bladorum) Thomas Henricxzn van Alphen, die het naliet aan zijne kinderen, van wie Anna, echtgenoote van Henrick, den zoon van Jan Janszn; Henricxken, echtgenoote van Geraerd Janszn van Heynsberg; Elisabeth, echtgenoote van Andreas, zoon van Gerard Janszn; Maria, echtgenoote van Adriaan, zoon van mr. Augustinus Ciermans, en de toen nog minderjarige Godefrida 18 Februari 1602 (Reg. n° 267 f. 158 vso) haar 5/6 daarin verkochten aan haren broeder Peter, zoon van Thomas Henrickszn van Alphen. Diens kinderen, met namen:
Thomas, Geraert, Petronella, Emken, Goortken (of Godefrida) en Mayken van Alphen, de echtgenoote van Aelbert
| 406 |
Isaacszoon Ketelaer, verkochten daarop 4 Januari 1639 (Reg. n° 382 f. 120) aan den korenkooper Aerd Janszoon van Schijndel dat huis, hetwelk echter den 23 Maart daaraanvolgende werd genaast door Thomas van Heynsberg, notaris en klerk ter secretarie van den Bosch, als zoon van wijlen Gerard Janszoon van Heynsberg en wijlen Henricxken, de dochter van wijlen Thomas Henricxzoon van Alphen; het werd toen gezegd te grenzen eenerzijds aan het huis in den Bock, toebehoorende aan Metken, weduwe van Goyaert van Asten en hare kinderen en anderzijds aan het huis den Hoorn, toebehoorende aan de kinderen van Adriaen Wynants, die in eene Bossche schepenakte van 1597 (Reg. n° 294 fol. 125) genoemd wordt: Adriamis, filius Wynandi Adriaenszn de Oss, coctor cerevisiae (bierbrouwer).
Voornoemde Thomas van Heynsberg verkocht het 5 April 1640 (Reg. n° 424 f. 118) weder aan Peter, den zoon van wijlen Eduard van Susteren, (den zoon van Peter Franszoon van Susteren en Metken, dochter van Eduard Wellens) en Deliana, dochter van Henrick Aelbertszn van Horssen; hij was bierbrouwer van zijn ambacht en in 1657 reeds overleden, van zijne vrouw Maria Donck, dochter van Jacob Gerardszn, achterlatende minderjarige kinderen, van wie een zal geweest zijn Deliana van Susteren 2), omdat zij later eigenares was van gezegd huis; zij overleed in den Bosch, tot hare erfgenamen nalatende: Antoine Louis Josson, raad en rekenmeester te Parijs, als executeur van het testament van Christiaan Mosmans, bankier aldaar, voor 1/5; Antony, zoon van Peter Beekvelt, bankier te Parijs; donna Maria Francisca de Vial y Xarabeytia, weduwe van don Pedro Xavier Beekvelt y Crose, zoo voor zich en als moeder-voogdes over hunne kinderen; don George de Landazuri als man van donna Maria Josepha Beek-
| 407 |
velt; don Joseph Rousselet als vader over de kinderen, gesproten uit zijn huwelijk met wijlen donna Anna Josepha Clara de Beekvelt en don Manuel de Beekvelt, allen wonende te Bilbao, (zijnde dezen allen kinderen, schoonzonen en kleinkinderen van wijlen don Pedro Beekvelt en donna Maria Juachina de Croze y Toulon) voor 1/5; Lucas 3) en Martinus Beekvelt, woonachtig te den Bosch, voor 1/5; Peter de Raad als man van Peternel Beekvelt; Servaas Verstynen, woonachtig te den Bosch, als man van Deliana Beekvelt; Adriaan Teulings, woonachtig te den Bosch, als man van Cornelia van de Ven, dochter van Johanna Beekvelt en Guilliam Beekvelt, zoon van Antony, allen kinderen en kindskinderen van Guilliam Beekvelt, voor 1/5; Bernard van Susteren, wonende te Lith; Hendrina Eekens, weduwe van Hendrik van Susteren, wonende te Herpen, zoo voor zich en als moeder-voogdes over hare kinderen 4); Rijnier van Susteren, wonende te Alem; Peter van Susteren, wonende te Dinther en Michiel van Susteren, wonende te Alem, allen kinderen van Peter van Susteren; dezen verkochten 13 Augustus 1760 (Reg. n° 577 f. 327) het Wit Kruis, dat toen gezegd werd ie staan naast het huis in den Bock, toebehoorende aan de erfgenamen van Velpe, ex uno en het huis den Hoorn, toebehoorende aan Reinier van Boxmeer 5), ex alio, aan Lambert van Gestel, woonachtig te den Bosch, als man van Maria Anna van Lisdonk. Johannes Verster de Balbian, notaris te den Bosch, als curator over den verlaten boedel van voornoemden Lambert van Gestel, verkocht 22 Juli 1768 (Reg. n° 580 f. 231 vso) dat huis aan Johannes Pieter Vreggen, woonachtig te den Bosch; deze verkocht het 2 April 1776 (Reg. n° 584 f. 350) weder aan Johannes Spierings, vleeschhouwer aldaar; diens kinderen, alsmede Johannes Baptista Mahie, woonachtig
| 408 |
te den Bosch 6), deze als vader en voogd over zijne minderjarige dochter Catharina Geertrudis Mahie, in echt verwekt bij zijne vrouw Christina Spierings, dochter van Johannes voornoemd, verkochten 24 October 1803 het huis het Wit Kruis aan de reeds genoemde Anna Maria van Someren, toen weduwe van Cornelis de Wijs.
Zoo kwamen de huizen de Witte bok en het Witte Kruis door koop in het bezit der familie de Wijs.
Deze stamt af van Antonius de Wijs, die van zijne vrouw Grietje Suykers had een zoon:
Francis de Wijs, die huwde met Cornelia van Poppel, dochter van Everard en N. van Gils. Hunne kinderen waren:
a. | Anna Margrita de Wijs, geboren te Vessem, h. te Antwerpen met Jan Baptist van Oenter; |
b. | Maria Catharina de Wijs, geboren te Vessem, h. te Zeelst 1764 met Hendrik de Wit; |
c. | Cornelis de Wijs, gedoopt te Vessem 7 Februari 1737, vestigde zich in 1759 in den Bosch metterwoon, alwaar hij het beroep van wijnkooper en brander uitoefende; hij huwde aldaar in 1768 Anna Maria van Someren, geboren te den Bosch 4 Juli 1743, begraven aldaar in de St. Janskerk 6 Februari 1809, alwaar hij reeds 13 October 1790 begraven was. Hunne kinderen waren: |
a. | Hendrina Theresia de Wijs, geboren te den Bosch 22 Maart 1770, h. 14 Juli 1765 met Franciscus Gijsbertus Lightenvelt, med. doctor aldaar 7), gedoopt in het bedehuis van St. Jacob aldaar 6 Februari 1765, zoon van Leonard en Ida van der Sande; zij schonk hem eene dochter Maria Cornelia |
| 409 |
| Lightenvelt, geboren te den Bosch 8 April 1797, huwde met mr. Henricus van Weel, notaris te Oosterhout. |
b. | Martinus Franciscus de Wijs, die volgt. |
c. | Franciscus Antonius de Wijs, geboren te Den Bosch 27 Nov. 1773, R.K. priester en landdeken te Boxtel, stierf aldaar 7 Sept. 1853. |
d. | Hein de Wijs, rijksontvanger te den Bosch, lid van Gedeputeerde Staten van Noordbrabant 8), geboren te den Bosch 3 September 1775, stierf aldaar 9 April 1854, huwde te Breda 13 Febr. 1811 Maria Cornelia Havermans, dochter van Johannes Josephus en Anna Maria Floren. Hunne kinderen waren: |
1° | Franciscus Cornelius Johannes de Wijs, wijnkooper te den Bosch, geboren aldaar 25 Nov. 1814, huwde Louise van Rijckevorsel. |
2° | Anna Maria Cornelia de Wijs, huwde met mr. Carolus van Rijckevorsel, lid van de Eerste Kamer der Staten Generaal. |
e. | Mr. Johannes de Wijs, brander te den Bosch, geboren aldaar 4 Maart 1777, stierf ongehuwd. |
f. | Josephus de Wijs, brander te den Bosch en lid van den Gemeenteraad aldaar, geboren aldaar 27 Augustus 1778, stierf ongehuwd, |
g. | Antonius de Wijs, eveneens brander te den Bosch, welk beroep hij evenals zijn broeder Josephus uitoefende in het huis in de Twee Gapers 9), staande op den Vughterdijk aldaar, geboren aldaar 4 November 1780, huwde Hendriena Helena Frederickx, van wie hij geene kinderen naliet. |
Martinus Franciscus de Wijs, hiervoren sub b genoemd, werd geboren te den Bosch 26 Augustus 1771 en stierf aldaar 1 Maart 1844 ongehuwd. Hij erfde van zijne ouders de huizen de Witte bok en het Wit Kruis, die hij tot één verbouwde en waarin hij de wijnzaak zijner ouders voortzette onder
| 410 |
de firma de Wed. C. de Wijs en Zn. Hij was ook lid der Provinciale Staten van Noordbrabant. Na zijn kinderloos overlijden werd dit tot een gebouwd huis geërfd door zijnen oomzegger, Franciscus Cornelius Johannes de Wijs, wijnkooper te den Bosch, van wien het weder erfde diens dochter Marie de Wijs, echtgenoote van Jan Meylink, ook wijnkooper aldaar.
| 411 |